donderdag 3 mei 2007

Loodmenie

Afgelopen week heb ik de bodem gezien. Het voelde als een ritueel. Boven de deur aan de binnenkant van de schuur staan zijn initialen. MH / BK 28/05/2002, in zijn eigen gedistingeerde architectonische handschrift. Statig, eenvoudig en duidelijk, zoals hij was. Ik zeg het hardop, maar niemand hoort het behalve ik. Eigenlijk is dit zelfgemaakte schuurtje een soort persoonlijk heiligdom. Hij was met zijn handen in zijn broekzakken en zijn altijd ingehouden pas naar mijn net voltooide bouwwerk gelopen. Pa. Er verscheen een glimlach en dat betekende goed nieuws. "Nou, da's toch goed', zei hij en betasde de door mij zelfgemaakte deur. 'Die diagonaallat moet andersom', zei hij. 'maar je komt er wel mee weg zo, want de deur is niet zo zwaar'. Hij boog zijn grijze hoofd en stapte over de donkerbruine hardhouden drempel naar binnen en keek stilzwijgend rond. Ik zag hoe zijn ogen de electriciteits kabel volgde tot waar het in de grond verdween. 'Hmm' , zei hij peinzend en controleerde nog altijd zonder iets te zeggen de afwerking van het kozijn. Ik voelde de spanning van een kleine jongen die zijn huiswerk aan de meester ter correctie voorlegt. Mijn vader was ook zo verdomde handig en secuur. Hoe kon ik dat ooit evenaren...

'Nou, da's toch goed' , zei hij opeens en keek me aan, ' ik heb nog wat voor je meegenomen.' Buiten stond een roestig blik carboleum. "Het is al oud maar het zit nog half vol. Kan je mooi je schuurtje mee behandelen. Er zit nog lood in. Je mag het eigenlijk niet meer gebruiken, maar het spul die ze nu verkopen is rommel". Hij stapte het schuurtje uit en schuurde met zijn vlakke hand over de planken van de schuur alof hij het liefhad.
"Heb je een schroevendraaier?" Hij ging op een knie zitten en wurmde de schroevendraaier tussen het deksel om het open te wippen. In gedachten hoorde ik mijn moeder uit de verte roepen: "Marinus pas toch op je broek!" Het deksel vloog op de grond en de geur van zwart carboleum bezwangerde de lucht. "Hier, genoeg voor de schuur. En dan heb je nog wat over maar dat moet je maar bewaren'.

Nu, vind ik de bus netjes opgeborgen achter in de schuur naast de bladblazer en de tuinspullen. Ik voel me net een klein kind als ik de bus voor mijn net gemaakte houten tuindeur neerzet. Als ik het deksel erafwip zie ik dat de kwast van mijn vader er nog inzit. De zalige geur van carboleum snuif ik diep in mijn longen en knijp mijn ogen stevig dicht. De flashback komt weldra aanrollen en met weldadige scheuten pompt het herinneringen naar boven.

Apeldoorn. 1969.
Samen brengen we een nieuwe laag carboleum aan op het gazonhek. Sumatralaan. Pa zit op de stoep en doet de ene kant. Ik zit op het gazon en bewerk de voorkant. We werken samen op. We praten niet echt.
Alleen de vogels van het bos tegenover ons huis zingen hun avond lied. We doen het nu omdat de zon weg is want dat is beter, zegt mijn vader. Af en toe kijk ik naar zijn grijzende haar. Zijn ogen kleven op het houten hek en ik weet dat geen millimeter aan zijn aandacht ontgaat. Het hek dat nog warm is van de zomerzon wordt langzaam helemaal zwart en ik raak iets achterop. Mijn vader springt bij en dan zijn we eindelijk klaar. De hele straat stinkt naar carboleum. Vader staat kreunend op en wrijft over zijn zijn knie terwijl hij controleert of ik alles heb geraakt. "Goed zo", zegt hij dan en drukt de deksel op het blik. Met een hamertje dat ik voor het laatst in opa's schuur had zien liggen tikt hij op de rand van het deksel tot het hermetisch afgesloten is.

"Waaat een staaank", ik schrik op van de opmerking van de nieuwe achterbuurvrouw. De penetrante geur van de carboleum is over het hoge hek tot in de achtertuin van de buren doorgedrongen. Het riekt, maar ik stop niet. Met langzame stroken breng ik het zwarte spul aan op de tuindeur. Iedere haal brengt nieuwe herinneringen naar boven. Als ik klaar ben zie ik de bodem van het blik in de zon schitteren.
Voorzichtig zet ik de kwast van mijn vader terug in het blik, pak het deksel en druk dat stevig op de bus. Met het hamertje van mijn vader tik de rand nog eens extra aan. Daarna zet ik het blik terug in de schuur. Voor ik de deur uitloop blijf ik nog even staan en lees mijn vaders naam boven de deur. Hardop lees ik MK /BK 28-5-2002. Ik heb ontzettend zin om te huilen maar onderdruk de opkomende tranen. Dan doe ik de deur dicht. De deur waarachter zich herinneringen verbergen die ik met het openen van een deksel tot mijn beschikking heb.
En daarom zal ik het laatste beetje carboleum niet meer gebruiken. Ik zal het altijd bewaren totdat iemand na mijn dood het blik vindt en het geheim van de herinnering zal opsnuiven.

Hekje Planetenlaan 25 Apeldoorn.

Ben Ketting 2007

4 opmerkingen:

Paul zei

Beste Ben,
Dit is echt ontroerend mooi en zeer herkenbaar voor mij! Mijn vader was electricien en hij kon met niets iets maken. Doet mij denken aan een comment dat ik zojuist schreef bij een andere posting van jou op dit blog - over de Big Bang. God de Vader kan pas echt met niets iets maken... Maar mijn aardse vader kon er dus ook wat van. We moesten in oktober 2006 afscheid van hem nemen; maar we zien hem terug. Zeker weten! (We hebben trouwens een aantal familieleden achter elkaar verloren en hebben veel steun gehad aan jouw lied: 'Er is een God die geen afscheid neemt' - we hebben het zelfs gezongen bij twee uitvaartdiensten...).

Ik vind dat je dit prachtig geschreven hebt. Ik kan de carboleum bijna ruiken. Weet ik ook gelijk waar die tranen in mijn ogen vandaan komen. (Sterk spul, hè - carboleum).

Paul zei

Oktober 2005 - had dat moeten zijn...

familieKetting@gmail.com zei

Dank man. Vaders wat zijn ze belangrijk en wat mis ik hem...
Sterkte, be a dad to remember my good friend!

Ben

Unknown zei

He Ben mooi verhaal - we zitten vast aan ons verleden en hoe verder we weglopen, hoe groter de trekkracht die we voelen van het verleden.

Maar het omgekeerde is ook waar - we worden langzamerhand naar de andere kant getrokken - ook daar zitten we vast.

Zo balanceren we op het touw van het nu.

Gelukkig heb ik maat 45 en grote handen ;-)

En jij ??